Amsterdam is geen stad die beroemd is om zijn grote gebouwen, zoals kerken en paleizen.
Amsterdam is de stad van de woonhuizen met verschillende soorten gevels. De hele binnenstad (700 hectare) is ermee vol gebouwd.
Deze stad met zo’n grote hoeveelheid oude woonhuizen is in de 17e en 18e eeuw het centrum geweest van een burgercultuur. De sporen hiervan zijn terug te vinden in het aantal van ± 7000 beschermde woonhuizen (monumenten). Het kenmerkende van de stad is het individuele huis met zijn eigen dak, zijn eigen deur en zijn eigen gevel. De ontwikkeling van de gevels wordt hieronder toegelicht. Hier kunt u de verschillende geveltypen in Amsterdam vinden.
Houten huizen met puntgevels (1200-1550)
De eerste drie en een halve eeuw werden er hoofdzakelijk houten huizen gebouwd. Het eerste type huis dat gebouwd werd bestond uit één ruimte met houten wanden en een houten kap. Deze huizen zijn door brand en door sloping verloren gegaan. In sommige plaatsen in Noord-Holland (Durgerdam, Broek in Waterland, Edam) zijn er nog een paar overgebleven.
In Amsterdam zijn nog twee huizen te vinden, die onder de categorie houten huizen vallen. Sommige gedeeltes van deze huizen zijn echter al van baksteen. Tevens zijn deze twee huizen al een stuk hoger dan het bovengenoemde type huis, dat helemaal van hout was. Het oudste van de twee staat op het Begijnhof op nummer 34. Het huis dateert uit ± 1475. De houten puntgevel wordt bekroond door een zgn. makelaar. Vroeger had het huis een houten trap die naar de thans niet meer gebruikte deur liep. Het bovenste gedeelte van de houten puntgevel komt iets naar voren (uitkragend gebouwd) en rust op consoles. Het huis wordt grotendeels gedragen door een houten skelet. Tot in de 16e eeuw heeft de stad volgestaan met dit soort huizen. Het tweede houten huis staat op de Zeedijk nummer 1 en dateert uit ± 1550. Het brandgevaar was bij houten huizen erg groot. De overheid heeft dit gevaar nooit uit het oog verloren. Allerlei keuren (wetten) moesten de stad beveiligen tegen brand. In 1669 werd het verboden nog langer houten gevels te bouwen.
Gevels met rolornamenten (1570 -1160)
De oudste bakstenen voorgevels werden opgesierd met rolornamenten. Er zijn maar een paar van deze gevels bewaard gebleven. Eén hiervan staat in de St. Annenstraat op nummer 12. De St. Annenstraat is een dwarsstraat van de oudste straat in Amsterdam, de Warmoesstraat. Vroeger heette de Warmoesstraat Kerkstraat.
Op de voorgevel van Singel 423 zijn eveneens rolornamenten terug te vinden. De top van de gevel heeft bolvormige pinakels en een jaartalsteen (1606). Tot 11700 werden kruiskozijnen met luiken en glas-in-loodramen toegepast. Boven de ramen ziet u de zogenaamde ontlastingsbogen, die niet alleen een decoratieve functie hebben, maar ook een constructieve. Het gewicht van het boven het raam liggende muurgedeelte wordt overgebracht naar de zijkanten van de ramen. De ontlastingsbogen vindt u ook vaak terug bij de trapgevels. U kunt daar nog twee leeuwenmaskers ontdekken. Er zijn weinig gevels met rolornamenten gebouwd in Amsterdam.
Trapgevels (1600-1665)
Tot 1665 heeft de stad vol gestaan met trapgevels. De houten puntgevels stonden er toen nog In groten getale tussen. Er zijn nog een honderdtal trapgevels bewaard gebleven. De houten kap begint, die het dak vormt, reeds na de eerste verdieping. De trapgevels kunt u dus niet alleen aan hun specifieke voorgevels met ‘treden’ herkennen, maar ook meestal aan hun typisch 17e-eeuwse bouwhoogte. Renaissance stijlkenmerken vindt u terug in de vorm van horizontale, zandstenen banden. De ‘treden’ worden afgedekt met zandstenen platen. In de 18e eeuw wordt de voorgevel weinig versierd. Slechts op de top van de strakke bakstenen gevel worden versieringen aangebracht.
Tuitgevels (1620-1720)
Dit geveltype werd weinig gebruikt bij het bouwen van woonhuizen. De meeste tuitgevels vindt u bij pakhuizen. De Prinsengracht werd bij de stadsuitbreiding van 1613 veelal bestemd voor de vestiging van bedrijven.
De meeste pakhuizen zult u dan ook aantreffen op de Prinsengracht. Veel pakhuizen zijn erg diep, sommige wel bijna 30 meter. Vandaag de dag worden veel pakhuizen verbouwd tot appartementen of soms tot kantoren. Om in de diepe pakhuizen meer licht te krijgen, worden regelmatig bij verbouwingen in het midden lichtkokers aangebracht. De pakhuizen, op Prinsengracht 771-773, dateren uit ± 1655 en zijn in 1976 verbouwd tot kantoren.
De tuitgevels zijn te herkennen aan hun toppen, die versierd zijn met een fronton of afgedekt met een zandstenen plaat. Aan de zijkanten van de top zitten voluten of zandstenen plaatjes. De toppen houden in grote lijnen de vorm aan van het puntdak. Luiken en raamopeningen zijn aan de bovenkant vaak halfcirkelvormig. De zandstenen blokken rond de luiken hebben naast een decoratieve functie ook een constructieve functie. De scharnieren waaraan de luiken vastzitten, zijn hierin aangebracht. De ijzeren rolstangen boven de luiken zijn aangebracht om metselwerk en touw bij het takelen van de goederen tegen beschadiging te beschermen.
Tuitgevels werden soms ook toegepast bij woonhuizen, echter het meest bij achtergevels. Terwijl de voorgevels van huizen vaak veranderd werden, zijn de achtergevels bijna niet gewijzigd.
Verhoogde halsgevels (1640-1670)
Er zijn mensen die dit geveltype een kruising noemen tussen een trapgevel en een halsgevel. Het aantal ‘treden’ is beperkt tot twee. De top van de verhoogde halsgevel heeft aan iedere kant twee hoeken van 90°, welke zijn opgevuld met zandstenen klauwstukken. (De ‘normale’ halsgevel heeft aan iedere kant één hoek van 90°.) Zoals Prinsengracht 92 laat zien, zijn er typisch 17e-eeuwse ornamenten gebruikt: de toppen worden vaak afgedekt met een fronton, naast het zolderluik werden dikwijls zgn. ‘oeils-de-boeuf’ aangebracht. Vaak zijn de gevels voorzien van pilasters. Op het afgebeelde huis uit 1661 zijn op de eerste en tweede verdieping Dorische pilasters aangebracht. Er zijn slechts een korte periode verhoogde halsgevels gebouwd. De ‘normale’ halsgevels hebben zich veel langer gehandhaafd.
Halsgevels (1640-1770)
De eerste halsgevel dateert uit 1638 en werd gebouwd naar een ontwerp van Philip Vingboons (zie Herengracht 168).
De top van de meestal bakstenen halsgevels wordt gekenmerkt door twee hoeken van 90°, welke opgevuld worden met zandstenen klauwstukken. De 17e-eeuwse halsgevel, zoals Keizersgracht 504 laat zien, herkent men aan het (driehoekig) fronton en aan de klauwstukken, die versierd zijn met fruit- of bloemmotieven. Soms zijn er slingers met een fruit- of bloemmotief in de voorgevel verwerkt. Dat zijn de zgn. festoenen. De 17e-eeuwse halsgevel is meestal lager dan de 18e-eeuwse halsgevel. De klauwstukken van de 18e-eeuwse halsgevel zijn meestal rijker versierd. Alle mogelijke voorstellingen kan men in de klauwstukken terugvinden. De halsgevel van Singel 116 uit 1752 laat o.a. drie koppen met drie grote neuzen zien. De meeste voorgevels werden opgetrokken met baksteen; er zijn echter ook zandstenen halsgevels. De bekendste hiervan zijn Herengracht 364.
Klokgevels (± 1660-1790)
De halsgevels en klokgevels lijken wat de omtrekken van de toppen betreft erg op elkaar. Beide hebben de vorm van een klok. Bij een klokgevel ontbreken de hoeken van 90° en dus ook de klauw-stukken. De vorm van de klokgevel wordt al aangegeven door het bakstenen gedeelte. Zandstenen aanzetstukken en afdekbanden zorgen voor de bekroning van de gevel. De afgebeelde 17e-eeuwse klokgevel (Singel 97, uit 11680) heeft net zoals de 17e-eeuwse halsgevel een fronton op de top (hier segmentvormig). De zandstenen trosversiering aan de zijkanten van de top is ook kenmerkend voor 17e-eeuwse gevels. De 18e-eeuwse klokgevels zijn een stuk hoger. De afgebeelde klokgevel van Herengracht 287, afgebeeld naast die van het Singel, laat duidelijk het verschil in hoogte zien. De strakke bakstenen voorgevel van deze klokgevel dateert uit ± 1750 en werd afgewerkt met zandstenen aanzetstukken en een kuif in Lodewijk XV-stijl. De meeste klokgevels zijn in die stijl versierd en in die periode gebouwd.
Gevels met verhoogde kroonlijsten (v.a. 18de eeuw)
Het merendeel van de oude huizen In Amsterdam heeft twee- of drie raamsbrede bakstenen voorgevels met een rechte lijst. In de 18e eeuw werd er vaak een verhoging in aangebracht voor het grotere vlieringluik in het midden. Zodoende kon men gemakkelijker hij de hijsbalk. Singel 56 uit het midden van de 18e eeuw laat een verhoogde lijst met vier consoles zien, met daarop een rijk versierde verhoging in de vorm van een k lok. Daardoor kan men, als men vóór het huis staat, het dak niet meer zien.
Herengracht 274 uit 1740 heeft eveneens een verhoogde lijst. Op de plaats van het vlieringluik zit nu een gevelsteen (d’Witte Leli).Op de lijst is een attiek aangebracht in de vorm van een open balustrade.
De vaak rijk versierde verhoogde (kroon)lijsten dateren altijd uit de 18e eeuw. In de 19e eeuw worden de versieringen veel simpeler en wordt de gevelbekroning een rechte lijst.
Lijstgevels (vnl. 19e-eeuws)
Deze werden in de 17e en 18e eeuw, maar vooral in de 19e eeuw gebouwd. Na 1790 werden er geen tuit-, trap-, hals- en klokgevels meer gebouwd. Er treedt een versobering op in de architectuur.
Het beeldhouwwerk – waar tot 1798 het gilde der steenhouwers voor zorgde – blijft op de toppen van de gevels achterwege. Veel gevels werden aan het eind van de 18e eeuw en in de 19e eeuw verbouwd tot lijstgevels. Het lijkt wel of de sobere lijstgevel een weerspiegeling is van de slechtere economische situatie in de periode dat de gebouwen van zo’n gevel werden voorzien. Het merendeel van de oude huizen in Amsterdam heeft een rechte lijst als gevelbekroning. Tot 1920 is er in de stad gewerkt met rechte lijsten.